In het natuurgebied Wildenberg-Rabbinge ligt een bos.
Daarin bevindt zich een ven dat Spookmeer wordt genoemd. Vroeger staken de boeren van de Wildenberg hier turf.
Turfsteken kan maar gedurende een bepaalde periode van het jaar. Bij veel regen liepen de putten vol water en kon je niet graven. Bovendien moest de turf drogen. Op een gegeven moment kregen de inwoners van Wildenberg last van illegale turfstekers. Twee turfdieven groeven veen uit de putten en legden deze op het veld. Een ander koppel haalde een gedeelte van reeds half droge turven van de Wildenbergers af en stapelde deze op een kar. Zodra de turfdieven vertrokken zag alles er weer zo uit als daarvoor. De putten waren wat dieper en groter geworden, maar dat zag je nauwelijks. En op het veld lagen weer net zoveel turven te drogen als de avond tevoren. Zo bleef de diefstal verborgen. Op een nacht ging het mis. De illegale turstekers gingen onvoorzichtig te werk, waardoor de wal tussen twee putten doorbrak. Het water van een volle turfput donderde met modder en al in de put waarin gegraven werd en verraste twee turfdieven. Zij kwamen vast te zitten en stikten in de bruine drab. De andere turfstekers maakten dat zij wegkwamen. De boeren van Wildenberg ontdekten de volgende dag dat er een paar putten ondergelopen waren en dat er een dam was doorgebroken. Van de gestikte mannen ontbrak elk spoor. Omdat de meeste turf toch al was gestoken, besloten de boeren om het complex onder water te zetten. In combinatie met regenwater ontstond zo een meertje.
Vanwege de hoge waterstand gingen de meeste van de daar groeiende berken dood. De boeren van Wildenberg vonden die dode stompen boven het water een griezelig gezicht en noemden het ven voortaan het Spookmeer. Vooral bij volle maan was dit een schilderachtige plek, die ’s avonds door romantisch aangelegde mensen werd bezocht. Gerrit en Aaltje genoten op een zomeravond ook van dit fraaie schouwspel. Opeens stak er echter een hevige wind op en begon het water van het Spookmeer te kolken. Verschrikt kropen zij tegen elkaar aan. Plotseling klonk er een vreselijke gil en verscheen er een slijmerige bruine gedaante midden in het meer. De verschijning spartelde wat in het water en het geschreeuw werd oorverdovend. Uiteindelijk verdween het veenlijk weer naar de bodem. Het laatste wat Aaltje en Gerrit zagen was een zwarte hand die hen wenkte. Zij vluchtten daarna weg en zijn nooit meer teruggeweest bij het Spookmeer.
Bron: https://www.touristinfohetreestdal.nl/welkom/de-mysteries-van-het-reestdal/